Terwijl de vier personeelsleden die bewuste zaterdag na het werk nog een drankje nemen, loopt de verdachte binnen met messen in zijn handen. Ook zegt hij dat in zijn rugzak voldoende explosieven zitten om de hele straat op te blazen. Nadat de melding bij de politie is binnengekomen en de gijzeling bekend is geworden in de buitenwereld, meldt de vader van verdachte zich bij de politie. Er is dan al groot opgeschaald, de Dienst Speciale Interventies is ingeschakeld, evenals een onderhandelaar. De wijde omgeving werd afgezet, winkels moesten hun deuren gesloten houden en het treinverkeer werd stilgelegd.
Hoewel de vier personeelsleden rond het middaguur ongedeerd het café konden verlaten en de verdachte aangehouden werd, is de impact enorm geweest. De officier van justitie benadrukte in het requisitoir de maatschappelijke onrust en de enorme zorgen die bij de ouders van de gegijzelde jongeren leefden. Maar vooral de jongeren zelf hebben tot op de dag van vandaag last van wat hen die dag is overkomen: ‘’Maar liefst 6 uur lang werden ze vastgehouden in het café en konden zij geen contact hebben met de buitenwereld. Dat heeft een hele ernstige inbreuk op de persoonlijke bewegingsvrijheid opgeleverd.’’
In strafrechtelijke zin is er volgens het OM geen sprake van gijzeling. Voor een bewezenverklaring van gijzeling is vereist dat verdachte dit heeft gedaan met het oogmerk een ander te dwingen iets te doen of niet te doen. ‘’Hoewel verdachte aanvankelijk tegen de politie heeft gezegd dat hij geld wilde, en een vrijgeleide, is hij daar later in het verhoor bij de politie op teruggekomen. Hij verklaart niet te weten waarom hij het delict heeft gepleegd, maar noemt tijdens het psychologisch onderzoek dat het een soort roep om hulp was. Ook zijn vader vertelt aan de politie dat het zijn zoon zeker niet om het geld te doen is.’’
Volgens de officier is er daarom geen sprake van gijzeling, maar wel van vrijheidsbeneming. ‘’Daarvoor is vereist dat verdachte door zijn handelwijze een dermate bedreigende sfeer heeft geschapen dat aangevers zich niet vrij voelden zich tegen hem te verzetten of de benen te nemen.’’
Voor de vrijheidsbeneming en daarmee samenhangende bedreiging is voldoende bewijs. De deskundigen hebben vastgesteld dat het delict is gepleegd onder invloed van stoornissen en dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is. Van volledige ontoerekeningsvatbaarheid is geen sprake. Daarom vindt het OM naast tbs met dwangverpleging ook een straf op zijn plaats. De officier refereerde daarbij aan een (voorwaardelijke) straf die de verdachte in 2023 kreeg opgelegd voor bedreiging van politieagenten. Hiervoor liep hij nog een proeftijd: ‘’Desondanks heeft verdachte zich in maart van dit jaar schuldig gemaakt aan deze vrijheidsberoving van vier hele jonge en totaal onschuldige mensen.’’
Alles afwegende vindt de officier van justitie een gevangenisstraf van 12 maanden en de oplegging van de maatregel tbs met dwangverpleging passend. Daarnaast vroeg de officier de rechtbank om aan verdachte en gebieds- en contactverbod op te leggen. Tot slot zou hij de eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 103 dagen moeten uitzitten.