ARNHEM - De rechtbank beslist nog niet op de vordering tot afstel van de voorwaardelijke invrijheidsstelling voor de 40-jarige man die veroordeeld is voor de moord op Melissa Ulrich. De man kreeg hiervoor in 2007 een gevangenisstraf opgelegd van 20 jaar. In september 2024 zou hij (na een eerdere herroeping en uitstel van de voorwaardelijke invrijheidsstelling) wederom in aanmerking komen voor voorwaardelijke invrijheidsstelling. De rechtbank geeft de man nog een laatste kans om mee te werken aan persoonlijkheidsonderzoek.


Volgens de oude regeling over voorwaardelijke invrijheidstelling komt iemand in aanmerking voor vervroegde invrijheidstelling als een veroordeelde twee derde deel van de gevangenisstraf heeft uitgezeten. Het Openbaar Ministerie kan voorwaarden verbinden aan die invrijheidstelling om het risico op herhaling (recidive) te beperken. De rechtbank kan beslissen om de vervroegde invrijheidstelling uit te stellen of niet toe te kennen als blijkt dat het niet mogelijk is om voorwaarden op te leggen waarmee het recidiverisico voldoende wordt beperkt.

Vervroegde vrijlating

In 2020 is de man voorwaardelijk in vrijheid gesteld, waarbij één van de voorwaarden was dat hij een behandeling in een kliniek moest ondergaan. In augustus 2021 besloot de rechtbank de voorwaardelijke invrijheidsstelling met een jaar te herroepen, omdat de man zich niet aan de voorwaarden hield. Dat betekent dat hij weer vast kwam te zitten.

Daarna zijn er nog twee nieuwe pogingen gedaan om de man in een geschikte kliniek te plaatsen. In april 2023 is de voorwaardelijke invrijheidsstelling uitgesteld, omdat de man niet bereid was om mee te werken aan de voorgestelde bijzondere voorwaarden.

Vanwege de onveranderde situatie verzocht de officier van justitie aanvankelijk om de voorwaardelijke invrijheidstelling in zijn geheel achterwege te laten en de man zijn volledige straf te laten uitzitten. Op de zitting van 12 augustus 2024 wijzigde de officier van justitie haar standpunt, nadat de advocaat van de man verzocht hem nog een laatste kans te geven om mee te werken aan persoonlijkheidsonderzoek.

Beslissing uitgesteld

De rechtbank stelde vast dat in de afgelopen jaren door meerdere instanties rapporten over de man zijn opgesteld, maar dat die allemaal geen eenduidig beeld over zijn persoonlijkheid hebben kunnen schetsen. Dit kwam doordat de man niet wilde meewerken aan persoonlijkheidsonderzoek, het niet eens was met de uitkomsten van onderzoekuitkomsten of vond dat het persoonlijkheidsonderzoek gedateerd was.

Laatste kans om mee te werken aan persoonlijkheidsonderzoek

De rechtbank vindt persoonlijkheidsonderzoek wel nodig, omdat er aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid van persoonlijkheidsproblematiek bij de man en om zicht te krijgen op de aanwezigheid van actuele recidiverisico's. De man heeft op zitting aangegeven dat hij hieraan zal meewerken.

De rechtbank concludeert dat – ondanks de kansen die de man al heeft gehad – gelet op de ernst van het delict – het van zeer groot maatschappelijk belang is dat de man niet zonder actueel inzicht in zijn psychische gesteldheid en zonder daarop toegespitste behandeling terugkeert in de samenleving. Daarin geeft de rechtbank veroordeelde een laatste kans om mee te werken aan een persoonlijkheidsonderzoek, teneinde een eventuele voorwaardelijke invrijheidstelling mogelijk te maken.