Op 31 juli 2019 vond in Bemmel een verkeersongeval plaats, waarbij de 73-jarige vrouw met haar auto in botsing kwam met een scooterrijdster. De vrouw verleende de scooterrijdster bij het rechtsaf slaan geen voorrang. De scooterrijdster kwam ten val en belandde in de berm. De scooterrijdster overleed aan de gevolgen van het ongeluk.
Slachtoffer
Het slachtoffer was een jonge vrouw van 30 jaar in de kracht van haar leven. Haar familie zal - zoals bleek uit de door haar moeder ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring - haar aanwezigheid voor altijd missen. De nabestaanden zullen moeten leven met het gegeven dat hun dierbare er niet meer is als gevolg van een noodlottig ongeval.
Verkeersovertreding en geen verkeersmisdrijf
De rechtbank oordeelt - net zoals de officier van justitie - dat de 73-jarige vrouw kan worden verweten dat zij bij het rechts afslaan aan een scooter op een voorrangsweg voorrang had moeten verlenen en zij het slachtoffer had kunnen en moeten zien. De rechtbank stelt daarbij vast dat de vrouw geen andere verkeersfouten heeft gemaakt. De vrouw keek naar links, rechts en opnieuw naar links. Zij kon niet aangeven waarom zij de scooterrijdster niet zag.
Los van de verschrikkelijke en onomkeerbare gevolgen voor het slachtoffer en de nabestaanden, is in dit geval sprake van een verkeersfout die in de wet staat omschreven als verkeersovertreding en niet als een misdrijf.
Straf gelijk aan eis
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank er rekening mee dat de 73-jarige vrouw geen strafblad heeft en dus niet eerder veroordeeld is voor een verkeersfeit. Hieruit leidt de rechtbank af dat zij doorgaans op een verantwoorde en oplettende manier aan het verkeer deelneemt. Verder houdt de rechtbank ook rekening met de schuldbewustheid van de 73-jarige vrouw. Het ongeluk had ook op haar een grote impact en er was bij haar geen sprake geweest van opzet. Voor de verwerking was de 73-jarige vrouw onder behandeling bij een psycholoog. De vrouw benadrukte op zitting hoe zij meeleeft met de nabestaanden. Ze staat nog altijd iedere dag stil bij het ongeluk en de dood van het slachtoffer. Ook zij zal verder moeten leven met de gedachte dat zij - onbedoeld en ongewild - betrokken is geraakt bij de dood van een andere verkeersdeelnemer.
Het leed van de nabestaanden van het slachtoffer kan niet tot uitdrukking worden gebracht in de hoogte van de op te leggen straf. De rechtbank oordeelt daarom dat voor wat betreft de straf aansluiting moet worden gezocht bij de gewoonlijk voor soortgelijke feiten opgelegde straf. Dat is een onvoorwaardelijke geldboete. Daarnaast vindt de rechtbank in dit geval oplegging van een ontzegging van de rijbevoegdheid passend. De straf die de rechtbank oplegt is gelijk aan de eis van de officier van justitie.