Dát en het feit dat Eustatia zijn debuutroman als ‘mannenboek’ betitelt, intrigeerde mij voldoende om het boek ter hand te nemen.
In ‘Nocturne voor Messina’ maakt de lezer kennis met David. Een jongeman die worstelt met hechtings- en verlatingsangst en een voorkeur lijkt te hebben voor complexe relaties. Met thema’s als melancholie, vervreemding, somberheid, teleurstelling, ontgoocheling, pessimisme, ambiguïteit, morele corruptie, schuld en paranoia weet hij een schitterend verhaal te creëren.
Ik vroeg Boris Eustatia om een interview en wij troffen elkaar in Amersfoort bij ‘De Overburen’, waar ik mijn vragen op hem af mocht vuren.
Boris, wanneer ontstond voor het eerste de kriebel een roman te schrijven?
“Een veel gebruikte uitspraak in het bedrijfsleven is 'never waste a good crisis', voor mij vormde een onvervalste midlife crisis de aanleiding. Maar net als de Amerikaanse schrijver en psychiater Irvin David Yalom aangeeft nooit patiënten te zullen behandelen die verliefd zijn omdat ze dan in een staat van ontoerekeningsvatbaarheid verkeren, is het toch ook geen goed idee om in zo’n staat een roman te schrijven. Althans voor mij werkte dat gevoel van euforie niet, het leverde alleen maar pagina’s vol met een indirecte boodschap ‘wat ben ik toch geweldig’ en ‘wat heb ik het toch allemaal goed begrepen' op. Niet te verdragen zo slecht. Praktisch alles heb ik weggegooid. Het zaadje om een roman te schrijven is toen echter wel geplant. En, als ik mezelf iets voorneem, dan houd ik mezelf daar vrijwel altijd aan. Het schrijven heeft wel jaren stil gelegen. Ik ben zo'n vier jaar geleden praktisch weer vanaf nul begonnen, maar heb toen ook serieus doorgepakt.”
‘Nocturne voor Messina’ is een zogenaamde ‘coming of age roman’ met een randje, een zoektocht naar identiteit en acceptatie, tegen de achtergrond van Nijmegen in de jaren tachtig tot kort na de instorting van de Twin Towers. Wist je voordat je met schrijven begon, dat het zo’n soort roman moest worden?
“Nee eigenlijk niet en ik vermoed dat dat voor veel beginnende schrijvers geldt. Dat begin van wel willen, maar niet weten, het produceren van talloze pagina's waar geen lijn in te ontdekken valt, zonder kop en zonder staart. Nou ja, zo verging het mij in elk geval en toen ik al meer dan 100.000 woorden had aan min of meer losse fragmenten, begon dat wel een probleem te worden. Het definitieve idee voor ‘Nocturne voor Messina’ ontstond nadat ik flarden had gelezen van 'Manifesto' waarin de gedachtenkronkels beschreven staan van Elliot Rodger, de zoon van de Britse filmregisseur die zelfmoord pleegde nadat hij eerst een bloedbad had aangericht in Santa Barbara. De moeilijke overgang van jeugd naar volwassenheid, het onbegrip van mannen over de belevingswereld van vrouwen en de totale verwarring die daardoor kan ontstaan, vond ik een krachtig element in een tijdsgeest waar #MeToo een grote invloed had. Ik wilde een zachtere versie neerzetten van een personage dat worstelde met de complexiteit van relaties. Een combinatie van Holden Caulfield uit the cather in the rye, Elliot Rodger en dat gemixt met elementen uit mijn eigen leven. Dat vond ik een mooi uitgangspunt voor 'David', het hoofdkarakter van ‘Nocturne voor Messina’. Bij het in detail beschrijven van mannelijke onzekerheden jegens vrouwen, kon ik overigens rijkelijk putten uit eigen ervaringen.
Ik had wel het idee dat ik moest opvallen en dacht dat met flink wat provocatieve elementen te moeten doen. Ik durf het bijna niet te zeggen maar aanvankelijk was Catharsis van een kuttenkijker de ondertitel. Afgezien van het feit dat een klassieke roman geen ondertitel hoort te hebben, was dit way over the top, en kostte het mijn redacteur ook weinig moeite mij te overtuigen hele stevige ingrepen te doen. Bovendien telde mijn eerste manuscript zo’n 300.000 woorden en mijn redacteur stelde voor om dat eerst maar eens terug te brengen naar 70.000 woorden. Mijn definitieve roman telt een kleine 80.000 woorden, dus dat is aardig gelukt. Toch kon ik relatief veel hoofdstukken behouden, maar was het wel een flink gepuzzel en heb ik heel wat verhaallijnen aangepast. Ook niet erg want schrijven is meters maken.
Grappig is dat Kitty Herweijer, zij was de eerste die mijn eerste manuscript van 300.000 woorden las, mij een groot compliment maakte; zij vond mijn manuscript echt goed, 'maar,' zei ze: 'ik raad je wel aan om schrijfles te nemen.' Daar moest ik toen even van bekomen, maar ik heb die raad wel ter harte genomen, althans ik ben op zoek gegaan naar een professioneel redacteur die mij wilde begeleiden. Arjan Post was de eerste hit die ik vond op Google en hij bleek mij ook nog te willen begeleiden. Dat moet haast van boven gestuurd zijn, want die samenwerking verliep vlekkeloos. Hij zag mijn aanleg, maar hij heeft me wel leren schrijven.
Toen ik eenmaal de lijn in mijn hoofd had, ging het schrijven snel alhoewel het fijn slijpen daarentegen een eeuwigheid duurde. Tja, en als je dat niet leuk vindt dan wordt het niets. Dat is enorm gepriegel op de vierkante millimeter.”
Boris, je noemt jouw boek een ‘mannenboek’. Toch hebben inmiddels ook veel vrouwelijke lezers enthousiast op ‘Nocturne voor Messina’ gereageerd. Waarom dan toch een ‘mannenboek’?
“Vrouwen, seks, geweld, geld, list en bedrog, alle elementen zitten erin die veel mannen zouden moeten aanspreken. Maar het is ook zo dat dit een overblijfsel is van de eerdere versies waarvan ik van diverse kanten te horen kreeg dat ik het, in het huidige tijdsgewricht, nooit gepubliceerd zou krijgen. Tegenwoordig zijn het de vrouwen die bij de meeste grote uitgeverijen de dienst uitmaken en tja als je niet jong, vrouw en allochtoon bent en geen typisch slachtofferproza geschreven hebt, dan sta je al snel met 3-0 achter. En je hebt gelijk, hoe mijn roman uiteindelijk geworden is, valt dat 'mannenboek' eigenlijk wel mee. Het is zeker geen heldenepos en je kunt zelfs stellen dat het in zekere zin best emancipatoir is omdat de hoofdfiguur zich vooral omringt met vrouwen die sterker en daadkrachtiger zijn dan hij. Inderdaad reageren vrouwelijke lezers enthousiast, maar ben ik het toch zo blijven noemen, wellicht als een waarschuwing, want die eerdergenoemde elementen zitten er absoluut in. En misschien is het ook een poging om nieuwsgierigheid op te wekken, juist bij vrouwelijke lezers. Nieuwsgierigheid in de zin van: 'nou dat wil ik dan nog wel eens zien.”
Je groeide op in Nijmegen, maar bent geboren op Curaçao. Hoe kwam je van Curaçao naar Nederland en hoe oud was je toen?
“Neen, ik ben geboren in Nijmegen en heb daar ook de eerste zeven jaar van mijn leven gewoond. Toen ik zeven was zijn we met het hele gezin naar Curaçao verhuisd omdat mijn vader niet goed kon aarden in Nederland. Hij vertelde me laatst dat het voelde alsof hij hier constant een toneelstukje aan het opvoeren was. Dat hij dolgraag Nederlander wilde zijn onder de Nederlanders, maar dat het niet lukte. Alsof hij altijd door hoepeltjes moest springen om in de smaak te vallen, zich geaccepteerd te weten. Toen hij met mijn zus een keer op vakantie ging naar Curaçao wist hij dat hij zichzelf niet langer voor de gek wilde houden en heeft de keuze gemaakt om definitief terug te gaan, ondanks het feit dat hij mijn moeder had beloofd dat nooit te zullen doen. Het huwelijk van mijn ouders hield er geen stand. Mijn moeder ging wat eerder terug, mijn zus, mijn broertje en ik woonden bij mijn oma. Na enkele maanden, ik was toen net tien jaar, zijn mijn broertje en ik naar mijn moeder in Nederland gegaan. Mijn zus bleef achter bij mijn oma.
Eenmaal weer in Nederland dreigde het niet goed te gaan met mij, geen van mijn toenmalige vrienden ging nog naar school, de straat was mijn speeltuin. Kostschool dreigde, maar het werd een fijn pleeggezin samen met mijn broertje. Volgens sommigen was dat net op tijd, volgens mijzelf was er nog niet zo veel aan de hand. In Mook bij Nijmegen, bij Hans en Eugénie Bots, in de warmte van een intellectueel gezin, maakte ik mijn middelbare school af.”
Je hebt sinds 1997, samen met je broer, een loopbaanadviesbureau, dat inmiddels is uitgegroeid tot één van de grootste aanbieders van diensten op het gebied van loopbaanoriëntatie en -begeleiding. Men zegt weleens: begin nooit een bedrijf met een familielid, maar bij jullie gaat dat dus goed?
“Ja dat kun je achteraf wel stellen, maar het wil niet zeggen dat het op momenten niet vreselijk ingewikkeld is geweest. Nu we ouder zijn, gaan de scherpe randjes er steeds meer van af, maar onze karakters verschillen diametraal. Dat is ook wel goed, want het houdt enorm scherp en de waarheid ligt vaak in het midden. Ik kan ook niet zeggen dat we met onze ruzies onbedoeld ook niet veel collega's het erg lastig gemaakt hebben, want het ging er regelmatig behoorlijk stevig aan toe. Dan is er ook het voordeel van het zijn van familie, je komt elkaar altijd weer tegen, er is altijd wel een familielid die bemiddelend optreedt. En ja, we zijn uitgegroeid tot het grootste LOB-bedrijf van Nederland dus we hebben het niet slecht gedaan. We zijn nog wel directeur van Qompas, maar na verkoop in 2022 geen eigenaar/aandeelhouder meer.”
In ‘Nocturne voor Messina’ kleur je zo nu en dan buiten de lijntjes van de politieke correctheid. Vertel.
“Ook dat is een beetje vergelijkbaar met de kwalificatie 'mannenboek' die ik er aan geef. Het is ook weer een beetje bedoeld als een waarschuwing. Dan valt het mee. Het voelt ook wel alsof het in deze tijd van overgevoeligheid extra oppassen is om niet per ongeluk iemand voor het hoofd te stoten. David, de hoofdpersoon, is een man en die hoort in dit tijdsgewricht eerder dader te zijn dan slachtoffer. En zeker in het eerste deel is David toch vooral slachtoffer, of gedraagt hij zich als zodanig. Het was in de jaren tachtig ook echt wel anders dan nu, passages zijn deels ook wel echt autobiografisch. Net als veel andere mannen had ik eigenlijk geen idee. Het was wat vrouwen betreft één en al onhandigheid en onzekerheid. We acteerden stoerheid. Ik had er wel last van dat ik niet de macho was die ik ergens hoopte te zijn, maar ergens ook weer niet. Zie bij wie Messina in de cabrio stapt. Nou ja, het moet ook allemaal niet te rechtlijnig zijn.”
Jouw debuutroman krijgt uiterst lovende, eerste kritieken. Wat doet dat met je?
“Natuurlijk is dat super fijn en ego strelend, het is vooral een aansporing om meer romans te gaan schrijven. Wat ook waar is dat ik met professionele redacteurs heb gewerkt en dat zij mij verzekerden dat ik een goed boek had geschreven. Dat werd ook nog door verschillende vooruitlezers bevestigd. Daarom was ik niet echt onzeker, maar toch kwam mijn nervositeit wel degelijk toen ik mijn eerste roman in handen had en bedacht dat er ook lezers zijn die het absoluut niet zou aanspreken. Als per ongeluk de eerste recensies negatief zouden zijn dan zou dat een hele ongelukkige start hebben kunnen zijn. Gelukkig was dat niet zo, kreeg ik snel positieve, hele positieve reacties, ook uit hoeken waarvan ik het minder snel verwachtte. Toen ook mijn pleegouders, ook niet meer de allerjongsten, mij oprecht complimenteerden, was ik voldoende overtuigd. Mijn biologische vader, een echte verhalenverteller en een belangrijke inspirator voor mij, reageerde aanvankelijk wat zuinigjes op de eerste hoofdstukken, maar was lyrisch toen hij het uit had. Hij is beslist zeer kritisch dus dat helpt ook echt. Ik kan het nu ook aan als lezers het niet zo goed vinden. Een roman zal echt niet iedereen bevallen. Zo was mijn oudste zoon (1997) wat terughoudend, die houdt meer van heldenepos. Hij vond David aanvankelijk hinderlijk weinig daadkrachtig. Mijn jongste zoon (2006) die was wel weer enthousiast en heeft het, samen met ‘Alleen maar nette mensen’, gelezen voor een essay op school. Hij zegt door deze romans enthousiast gemaakt te zijn en veel vaker romans te zullen gaan lezen. Nou daar doe je het toch voor. Ik zou graag mijn steentje bijdragen aan het tegengaan van de ontlezing. Nou ja, dat is vast wat aanmatigend, maar van de andere kant denk ik wel dat het me gelukt is om een 'leesbare' roman te schrijven. Wellicht valt er op het literaire hier en daar wel wat af te dingen, maar vooralsnog krijg ik complimenten van jong tot oud en dat zie ik wel als een echte aanmoediging.”
Wil je iets vertellen over jouw thuissituatie?
“Ik heb drie kinderen Julian (1997), Eva (2001) en David (2006) uit een eerder huwelijk. Nu heb ik al meer dan tien jaar een relatie samen met mijn vriendin Elif. Zij is een stuk jonger dan ik. Alsof het zo moest zijn, maar aan het eind van mijn roman zijn bijna al Davids vriendinnen zwanger en wordt hij zelf vader van een tweeling. Het was niet echt gepland, maar medio maart ga ik enthousiast opnieuw luiers verschonen, al wordt het dan geen tweeling. Mijn vriendin en ik zijn nu driftig op zoek naar passende woonruimte want we woonden al die jaren nog niet samen, zij in Leiden, ik in Gouda.”
Heb je bepaalde rituelen tijdens het schrijven?
“Als directeur van Qompas had ik een baan die me meer dan 40 uur per week bezighield, ik moest het dus hebben van de weekenden en de vrije avonden en af en toe een paar vrije dagen om echt meters te kunnen maken. Schrijven heeft bij mij weinig zin als ik moe ben, dus zijn vooral de zaterdagen het meest productief. Dan kan ik ook makkelijk zestien uur achter elkaar doorwerken. Van een writersblock heb ik geen moment last gehad. Alle romantiek van met een borrel op schrijven, werkt bij mij totaal niet. Ik moet broodnuchter zijn en liefst helemaal uitgeslapen. Dan ontstaan ook nog tussen tien en elf uur ‘s ochtends de meest creatieve ideeën. Wel gebruikte ik een digitaal aantekeningenboek om tussentijdse ideeën op te schrijven, want die konden ook echt op willekeurige momenten bij me opkomen. Omdat het vaak vele dagen duurde eer ik weer kon schrijven was dat wel nodig om het niet allemaal te vergeten. Best veel daarvan bleek dan ook nog bruikbaar. Als mijn redacteur delen wel echt problematisch vond, dan lukte het me altijd vrij snel om met verrassend creatieve oplossingen de zaak weer vlot te trekken. Nieuwe ideeën verzinnen lukt me vooral goed tijdens het maken van wandelingen in mijn eentje. Net zoals Frank Martinus Arion, die ik ooit zag wandelen op Curaçao. Hij liep er ogenschijnlijk verloren, maar ik had sterk het idee dat hij bezig was met het verzinnen van mooie verhalen. Dat doe ik ook steeds vaker en dat helpt mij echt.
Rituelen heb ik niet echt, maar om mijn hoofd leeg te maken, speel ik wel een aantal potjes bridge (ja, bridge) op de computer, maar het kan ook goed zijn dat daar eerder iets van nog een laatste uitstelmomentje in zit.”
Wat vind je in het schrijfproces de grootste uitdaging?
“Zonder enige structuur ben ik pagina's gaan vullen, ja en dan wordt het vanzelf één grote uitdaging. Mijn tweede roman ga ik heel anders aanpakken. Dan werk ik wel vanuit een structuur en verwacht ik het veel sneller af te krijgen. Nu is het de vraag of ik niet veel van mijn kruit verschoten heb. Er zijn heel veel schrijvers die nooit tot een tweede roman komen. Ik wil er niet achter komen dat mijn repertoire beperkt blijkt en het teveel van hetzelfde wordt. Opnieuw een toegankelijk boek schrijven, misschien nog een tikkeltje literairder, maar het zou ook kunnen dat ik dat voor een later project bewaar. We gaan het zien. Ik houd van het hele schrijfproces, van de ideeënfase, maar ook het urenlang priegelen op een paar alinea's om die van de juiste melodie te voorzien en in het juiste tempo te krijgen. En nog heb ik het gevoel dat, als ik bepaalde passages van mijn debuut herlees, het beter kan.
Doe je vooraf onderzoek voor je gaat schrijven?
“Voor mijn debuutroman heb ik dat niet gedaan, alleen op deelonderwerpen. Zo heb ik bijvoorbeeld nooit in New York gewoond en dan is het wel belangrijk om zorgvuldig na te gaan of het allemaal wel klopt in de tijd. Dat valt soms niet mee. Internet is wat dat betreft een absolute zegen. Er is zo ontzettend veel terug te vinden, maar dan ook weer niet alles. Wat ik dolgraag had willen gebruiken is de eindtune die ze in de jaren tachtig altijd aan het einde van de avond draaiden in café de Mark op het Hoogeveldt-complex. Die tonen vergeet ik nooit, maar het is me in al die jaren niet gelukt om erachter te komen welk nummer het is. Nu ben ik op muziekgebied dan ook beslist geen bibliotheek. Veel muziek vind ik prachtig, maar het zou me zo kunnen overkomen dat ik bij overhoring zelfs miskleun op de namen van de stukken die ik in mijn eigen roman gebruik hebt. Ik zoek dat uiteraard wel allemaal heel precies uit voor ik het opschrijf.”
Welke genres lees je zelf graag?
“Ik lees het liefst literaire fictie met daarbij een focus op avontuurlijke ontwikkelingsromans en psychologische romans. Onderwerpen en thema’s die raken aan black comedy, film noir, dirty realism, road movie, art house drama, of vergelijkbaar. Niet toevallig is een ambitie van mij om ooit werk van schrijvers in dit genre uit te gaan geven. Mijn favoriete roman is ‘De ondraaglijke lichtheid van het bestaan’ en in mijn top 10 staan ook:
The catcher in the rye, J.D. Salinger
Vallende ouders, A.F.Th. van der Heijden
Engelen van het duister, Jan Siebelink
The great gatsby, F. Scott Fitzgerald
Honderd jaar eenzaamheid, Gabriel García Márquez
The World according to Garp, John Irving
Leesbaarheid, taligheid en originaliteit vind ik belangrijk. Zelf houd ik niet van literair om het literaire, een roman moet je niet nodeloos een complexe structuur geven om het een extra literair tintje te geven.
Zo doe je me ook plezier met makkelijk leesbare boeken zoals DJ Kluun. In een boek hoeven maar een paar passages te staan waar ik hard om moet lachen om het al geslaagd te maken. Bijvoorbeeld als de hoofdfiguur uitgenodigd is voor een literaire avond met oude schrijfsters waarvan het werk wel heel goed werd beoordeeld, maar eigenlijk nauwelijks verkocht:
'Om de sfeer er een beetje in te brengen, verontschuldigde ik me dat al mijn romans bestsellers waren geworden en dat ik dat zelf ook liever anders had gezien. En dat ik vanavond van mijn collega's hoopte te leren hoe je wél een goed boek kunt schrijven.'
Dat vind ik heerlijk.
En in een enorme uitspatting in Las Vegas waar manshoge champagneflessen voorbij vliegen:
‘Godnondeju, dit is nog eens wat anders dan het bloemencorso in Zundert!’ riep meneer Van Gestel. Voor een platitude vind ik dat ook een pareltje.”
Is er een volgend boek in wording?
“Zeker. Het idee is een Messina-trilogie waarbij mijn volgende roman geschreven is uit het perspectief van Mike Swartjes, bad boy tegen wil en dank. Ik hoop in december echt weer te gaan schrijven. Ik ben nu bezig met het uitwerken van de structuur en de verhaallijn.”
Is er iets wat je nog graag zou willen vertellen, wat ik niet heb gevraagd?
“Er valt nog veel te vertellen, maar niet iets wat ik nu kan verzinnen dat echt niet gemist kan worden.”
Ik ben door mijn vragen heen. Vragen die Boris heerlijk open heeft beantwoord en daar dank ik hem heel hartelijk voor!
Boek bestellen
Benieuwd geworden naar ‘Nocturne voor Messina’? Deze roman is te bestellen via uw eigen boekhandel en alle reguliere kanalen. Het ISBN-nummer luidt: 9789083300009 en de prijs bedraagt € 24,50.