ARNHEM - De kortgedingrechter bepaalt dat de gemeente Arnhem aan Stichting Onderdak Woon- en Zorgvoorzieningen een voorschot op de schadevergoeding moet betalen van 600 duizend euro. Verder schorst ze het voorbereidingsbesluit van de gemeente van 13 januari 2021, dat het gebruik van het pand door de Stichting verbood. Volgens de kortgedingrechter is dit door de gemeente genomen besluit onrechtmatig.


De Stichting huurt sinds april 2019 een gedeelte van het voormalige bejaardentehuis De Paasberg in Arnhem. De Stichting had het plan om uiteindelijk 47 personen in het pand begeleid wonen te bieden in het kader van forensische zorg. Vanaf 1 mei 2019 namen 7 bewoners hun intrek in het pand. Naar aanleiding van protesten van buurtbewoners trad de gemeente bij besluit van 4 juni 2019 handhavend op tegen de Stichting, omdat zij het pand in strijd met de geldende bestemming zou gebruiken. Daarbij legde de gemeente aan de Stichting lasten onder dwangsom op. De Stichting bracht in verband daarmee de bewoners van het pand elders onder en staakte de exploitatie van het pand. Het bezwaar en beroep van de Stichting tegen het handhavingsbesluit van de gemeente zijn afgewezen.

De Stichting is daarna in hoger beroep door de Raad van State in het gelijk gesteld. In de uitspraak van de Raad van State van 6 januari 2021 staat dat de Stichting het pand niet in strijd met het bestemmingsplan heeft gebruikt en is het besluit van de gemeente van 4 juni 2019 vernietigd. Daarna nam de gemeente op 13 januari 2021 een voorbereidingsbesluit om een wijziging van het bestemmingsplan in gang te zetten met betrekking tot het pand. In dat voorbereidingsbesluit verbood de gemeente om het 'feitelijk bestaande en legaal aanwezige gebruik' van het pand te wijzigen. Daardoor kon de Stichting het pand niet meer opnieuw gebruiken voor het plaatsen van personen in het kader van forensische zorg.

De eis
De Stichting eiste in een kort geding een voorschot op schadevergoeding van de gemeente. Daarnaast vroeg de Stichting om een schorsing van het voorbereidingsbesluit. Volgens de Stichting handelde de gemeente onrechtmatig met de genomen besluiten van 4 juni 2019 en 13 januari 2021. Zij stelde dat zij daardoor schade heeft geleden en eiste een voorschot op de schadevergoeding van 1,5 miljoen euro. Ook zou het schorsingsbesluit moeten worden geschorst, zodat De Stichting het pand weer zou kunnen gebruiken, zoals zij van plan was. Voor de periode tot aan de schorsing van het voorbereidingsbesluit eiste de Stichting een voorschot op de schadevergoeding van ongeveer 10 duizend euro per dag.

De gemeente was van mening dat die vorderingen moeten worden afgewezen.

Oordeel kortgedingrechter
De kortgedingrechter stelt de Stichting in het gelijk. Volgens de rechter zijn beide besluiten onrechtmatig en is het aannemelijk dat de Stichting daardoor schade heeft geleden. De rechter vindt het gevorderde bedrag te hoog. Daarom wijst ze een voorschot op een schadevergoeding toe van 600 duizend euro. Daarmee kan de Stichting de achterstallige huur van het pand betalen.

Ook schorst de rechter het voorbereidingsbesluit. De rechter vindt dat het voorbereidingsbesluit onrechtmatig is omdat de gemeente daardoor - ondanks het feit dat zij van de Raad van State geen gelijk heeft gekregen - alsnog het gebruik van het pand door de Stichting volledig belemmert. De gemeente houdt daarbij geen rekening met de belangen van de Stichting.